Inhoud
Nulstand is van tafel, maar rechter staat afschot deel damherten Hoeksche Waard toe
Op 14 april sprak de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag zich uit over het walgelijke plan van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland om de volledige populatie damherten in de Hoeksche Waard uit te roeien. 1
De voorlopige voorziening werd toegewezen, maar toch zijn Animal Rights en Fauna4Life teleurgesteld in het uiteindelijk oordeel van de rechter.
Lees ook: RECHTSZAAK VOOR DAMHERTEN HOEKSCHE WAARD VOORLOPIG VAN DE BAAN
Voorlopige voorziening toegewezen, maar toch afschot
Positief is dat de rechter oordeelt dat het college (1) niet aannemelijk heeft gemaakt dat de populatie damherten in de Hoeksche Waard uitsluitend bestaat uit verwilderde dieren, (2) niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het met het oog op de verkeersveiligheid noodzakelijk is dat de populatie damherten in omvang moet worden teruggebracht en (3) niet deugdelijk gemotiveerd heeft waarom het doden van de gehele populatie noodzakelijk is om ernstige schade aan gewassen te voorkomen.
Teleurstellend en verbijsterend is vervolgens dat ”[a]ls voorlopige voorziening wordt getroffen dat de populatie damherten in de Hoeksche Waard tot aan de uitspraak in de bodemprocedure tot 40 exemplaren mag worden teruggebracht.”
Geen verwilderde dieren
Het college heeft naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ”niet aannemelijk gemaakt dat de populatie damherten in de Hoeksche Waard uitsluitend bestaat uit verwilderde dieren. Dat betekent dat het college – naast de noodzaak van de opdracht in het belang van de openbare (verkeers)veiligheid en ter voorkoming van ernstige schade aan gewassen – ook aannemelijk dient te maken dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat en dat de beheermaatregelen niet leiden tot verslechtering van de staat van instandhouding van het damhert.”
De rechter volgt hiermee het begrippenkader uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn - noodzaak/wettelijk belang, andere bevredigende oplossing en gunstige staat van instandhouding - en gaat voorbij aan de discussie hierover, die werd opgeroepen door de uitspraak in de zaak van het afschot van reeën in de provincie Flevoland.
De kans dat de populatie damherten kan worden uitgeroeid, is hiermee kleiner geworden.
Verkeersveiligheid
Het college stelt dat door de toename van het aantal damherten in het gebied de kans op aanrijdingen groter wordt. In de periode 2016 tot en met 2022 zijn echter slechts vier aanrijdingen geregistreerd. In de periode 2015 tot en met 2020 waren dat er zeven. ”De conclusie van het college dat de huidige populatie damherten in de Hoeksche Waard een bedreiging van de verkeersveiligheid vormt, wordt naar voorlopig oordeel dan ook niet door de cijfers van het aantal aanrijdingen ondersteund,” oordeelt de voorzieningenrechter.
”Naar voorlopig oordeel heeft het college daarom niet deugdelijk gemotiveerd waarom het met het oog op de verkeersveiligheid noodzakelijk is dat de gehele populatie damherten moet verdwijnen of moet worden teruggebracht tot een kleiner aantal damherten.”
Schade
Onverteerbaar is dat de rechter blijft vasthouden aan oude rechtspraak dat er sprake is van ‘belangrijke schade’ bij een bedrag boven de 250 euro.
Gelukkig is het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dat ”het college echter niet deugdelijk gemotiveerd [heeft] waarom het doden van de gehele populatie noodzakelijk is om ernstige schade aan gewassen te voorkomen. Het college heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom niet kan worden volstaan met het beperken van de omvang van de damhertenpopulatie in plaats van deze geheel te doden. Van belang is dat de opdracht tot het doden van de damhertenpopulatie is gegeven ter voorkoming van ernstige schade, en niet alle schade.”
Gelet daarop betwijfeld de voorzieningenrechter of het bestreden besluit in de bodemprocedure stand zal houden. ”De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.”
Helaas voegt hij daaraan toe: ”Bij het treffen van deze voorziening betrekt de voorzieningenrechter dat in de huidige situatie reeds sprake is van ernstige schade aan gewassen en dat het college zich naar voorlopig oordeel daarom wel op het standpunt heeft mogen stellen dat ingrijpen in de populatie nodig is ter voorkoming van die schade.”
Het is eveneens teleurstellend met welk gemak de rechter meegaat in het schade-aan-gewassen-verhaal en andere effectieve, bevredigende oplossingen wegwuift. De intrinsieke waarde van een levend, voelend wezen als een damhert kan blijkbaar nonchalant weggestreept worden tegen de financiële belangen van een handjevol boeren.
40 damherten mogen blijven leven?
Het getal van 40 damherten die mogen blijven leven, lijkt volledig uit de lucht geplukt en de redenering van de rechter is onbegrijpelijk: ”De voorzieningenrechter overweegt dat er, gelet op de tellingen, in de periode van 2021 tot en met 2023 in het benuttingsgebied circa 40 damherten aanwezig waren. Bij dit aantal damherten treedt dus, gelet op de taxaties in deze periode, reeds ernstige schade aan gewassen op. De voorzieningenrechter ziet daarin aanleiding om de voorlopige voorziening te treffen dat de populatie damherten in de Hoeksche Waard tot aan de uitspraak in de bodemprocedure tot 40 exemplaren mag worden teruggebracht.”
”Er is geen aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de populatie teruggebracht mag worden tot een lager aantal dan 40 damherten, omdat de voorzieningenrechter op basis van de stukken niet kan vaststellen bij welk lager aantal damherten ernstige schade aan gewassen voorkomen kan worden.”