Inhoud
Animal Rights invloed op de Vlaamse slachthuizen
13 oktober verscheen er een interessant artikel op VILT waarin de Federatie van het Belgische Vlees, FEBEV, reageert op de aangekondigde extra controles van de slachthuizen. 1
In alle Belgische slachthuizen is, een half uur voor de start van de slachtactiviteiten tot wanneer het laatste dier bedwelmd en gekeeld wordt, een zogenaamde ‘Dierenarts Met Opdracht’ (DMO) aanwezig om controle uit te oefenen.
Volgens Michael Gore, gedelegeerd bestuurder van FEBEV, kunnen die dierenartsen wettelijk enkel tussenkomen als het dier een gevaar is voor de volksgezondheid. Zij kunnen dan bijvoorbeeld beslissen om het dier uit de voedselketen te weren.
“Bij inbreuken op het dierenwelzijn kunnen deze FAVV-dierenartsen enkel vaststellingen doen. Zij noteren alle gegevens op informatieformulieren en die worden doorgestuurd naar de Vlaamse Dienst voor Dierenwelzijn. Daar duurt het vaak weken vooraleer er met de klacht iets wordt gedaan,” aldus Gore.
“Sinds de regionalisering is er een vacuüm opgetreden op het niveau van de bevoegdheden. Dit maakt het voor de betrokken dierenartsen die controles uitvoeren in de slachthuizen onmogelijk om ter plekke de gepaste maatregelen te nemen in het kader van dierenwelzijn. Deze dierenartsen, die in opdracht van het federaal Voedselagentschap werken, kunnen inbreuken op dierenwelzijn dus enkel vaststellen en niet aanpakken”
De Dienst Dierenwelzijn bevestigt dat het deze informatieformulieren ontvangt en registreert in een databank. Afhankelijk van de vastgestelde inbreuk wordt een waarschuwing of een proces-verbaal opgesteld tegen de overtreder. Dat kan zowel het slachthuis, de vervoerder of de veehouder zijn.
En daar wringt de schoen voor FEBEV. Gore vindt dat de slachthuizen de schuld krijgen van misstanden bij de veeboeren en transporteurs: “Die [gegevens] worden per slachthuis verzameld en zo lijkt het of onze sector de schuldige is, terwijl de vastgestelde inbreuken op dierenwelzijn in de grote meerderheid van de gevallen terug te brengen zijn tot de transporteur of de veehouder. Op die manier wordt het wel heel eenvoudig voor dierenrechtenorganisaties om de gegevens op te vragen bij de Dienst Dierenwelzijn en gericht slachthuizen te gaan viseren. De registratie doet zich nu eenmaal voor op één punt, waar de controle het eenvoudigst te organiseren is, en continu toezicht aanwezig is.”
Gore denkt te weten hoe Animal Rights opereert: “Als de informatieformulieren worden opgevraagd van bepaalde slachthuizen bij de Dienst Dierenwelzijn, dan zien wij enige tijd later dat bij die slachthuizen undercoverbeelden worden gemaakt. En op het moment dat die beelden naar buiten worden gebracht, staat de minister klaar met een boodschap die geënt is op dierenwelzijn.”
Animal Rights heeft gewoon recht op die gegevens: “Wij zijn verplicht die gegevens te bezorgen, met uitzondering van de afwijkingen die zijn voorzien in bijvoorbeeld de privacywetgeving,” zegt een woordvoerder.
Gore geeft aan dat de acties van Animal Rights effectief zijn: “Want vergeet niet, die acties hebben een enorme impact voor de betrokken slachthuizen. Bij elke nieuwe beelden die opduiken, zijn er retailers die hun contracten opzeggen.”
Het lijkt erop dat hij juist daarom de dierenartsen met opdracht meer bevoegdheden wil geven: “… zolang er niet ‘on the spot’ kan opgetreden worden tegen dierenwelzijnsinbreuken, blijft het dweilen met de kraan open. Wij vragen dat deze lacune in de wetgeving op een correcte en pragmatische manier weggewerkt wordt.”
Minister Weyts ontkent dat de dierenartsen met opdracht niet ter plekke kunnen ingrijpen: “Zij kunnen bijvoorbeeld de slachtlijn stilleggen als er een inbreuk wordt vastgesteld of eisen dat een dier ter plekke wordt gedood, een dier water geven of als sommige mensen te hardhandig zijn met de dieren, daar een opmerking over geven,” stelt zijn woordvoerder Michaël Devoldere. Bovendien worden er volgens hem pv's opgemaakt wanneer transporteurs of veehouders niet-transportwaardige dieren naar de slachthuizen vervoeren.
FEBEV verwijst in dat kader naar een protocol dat bij de regionalisering van de bevoegdheid dierenwelzijn werd afgesloten tussen het federale Voedselagentschap en de verschillende gewesten van ons land. Daarin staat letterlijk dat dat dierenartsen van het FAVV enkel waarnemingen kunnen doen bij dierenwelzijnsinbreuken. “Als een FAVV-dierenarts een slachtlijn zou laten stilleggen bij overtredingen tegenover de dierenwelzijnswet, dan treedt hij buiten zijn bevoegdheid,” meent Michael Gore.
FEBEV wil echter geen inmenging van Vlaamse dierenartsen: “Vanuit dierenwelzijnsperspectief zijn de dierenartsen die in opdracht werken van het FAVV de juiste personen om vaststellingen op vlak van dierenwelzijn te doen. In tegenstelling tot de Vlaamse dierenartsen met opdracht zijn zij ook de enigen die gedurende heel het aanleverproces van de dieren aanwezig zijn.”
De Dienst Dierenwelzijn is het daar echter niet mee eens: “De FAVV-dierenartsen houden toezicht op het volledige slachtproces, waarvan de aanvoer, het drijven en het slachten van de dieren slechts een beperkt deel uitmaakt. De Vlaamse dierenartsen zullen zich enkel bezighouden op dit laatste deel zodat ze hun volle aandacht op het dierenwelzijn kunnen richten. De inzet van deze Vlaamse dierenartsen met opdracht verhoogt dan ook het toezicht op het dierenwelzijn in slachthuizen.”
Dat de dierenartsen met opdracht enkel misstanden mogen constateren, maar niet mogen ingrijpen, zou voor Animal Rights veel verklaren. Waar we ook in slachthuizen filmen, komen we altijd en overal misstanden en onnoemelijk dierenleed tegen.
Dus, ja, dierenartsen moeten de bevoegdheid krijgen om de slachtlijn stil te leggen. Daarnaast moeten de straffen vele malen verzwaard worden. Veeboeren, transporteurs en slachthuizen moeten hun vergunningen bij misstanden afgenomen worden en vervolgd. Dat wil zeggen dat veeboeren een houdverbod krijgen, transporteurs ander werk moeten zoeken en slachthuizen sluiten bij misstanden.
Het is natuurlijk veel te gemakkelijk van FEBEV om alles op het bord van de dierenartsen te schuiven. De slachthuizen weten precies welke vervoerders en welke veeboeren het ‘wrakke vee’ aanvoeren. Ze moeten de banden met die ‘ondernemers’ onmiddellijk en voorgoed verbreken.