Inhoud
Een wolf kan in Nederland niet legaal worden afgeschoten vanwege wolf-vee confrontaties
De wolf is een strikt beschermde diersoort
De wolf is volgens het internationale recht (Verdrag van Bern), het Unie recht (Habitatrichtlijn (Hrl)) en Nederlands recht (Wet natuurbescherming (Wnb)) een diersoort waarvoor strikte bescherming geldt (artikel 6 Verdrag van Bern; artikel 12 Hrl). Nederland heeft geen voorbehoud gemaakt. Hier ten lande geldt volgens het Verdrag van Bern de strikt beschermde status voor de wolf. 1
Lees ook: GELDERLAND EN DRENTHE WILLEN GRAAG WOLVEN SCHIETEN, MAAR HET BLIJFT BIJ DAGDROMEN
Op grond van artikel 11.46 van het Besluit activiteiten leefomgeving (het voormalige artikel 3.5 uit de Wet natuurbescherming) en de vermelding van de wolf in bijlage IV van de Hrl en bijlage II van het Verdrag van Bern, is het verboden in ons land de wolf opzettelijk te doden, vangen of verstoren en voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of vernietigen.
De wolf is volgens de Hrl verder een ‘prioritaire diersoort’ waarvoor aanwijzing van speciale beschermingszones vereist is.
Deze Hrl-verplichtingen tot soort- alsmede gebiedsbescherming zijn volgens jurisprudentie van het Europese Hof resultaatsverplichtingen, geen inspanningsverplichting. 2
Om verwarring weg te nemen - onwetende (of kwaadwillende) CDA-politici hielden de wolf voor een invasieve exoot en er zijn nog steeds complotdenkers die geloven dat de wolf is uitgezet - en de strikt beschermde status van de wolf onder de Hrl te benadrukken is op 30 juni 2014 de wolf in Nederland aangewezen als strikt beschermde inheemse diersoort. 3
De wolf is niet alleen beschermd in aangewezen gebieden maar in zijn hele verspreidingsgebied, wat inhoudt dat de bescherming ook geldt wanneer de wolf in de nabijheid komt van menselijke nederzettingen. De wolf mag niet belet worden om bepaalde plaatsen tot zijn leefgebied te beschouwen. Het is aan de wolf om zijn leefgebied te kiezen en niet aan de mens. 4
-
De wolf en de wet natuurbescherming: Regulering van de wolvenpopulatie in Nederland ↩
-
HvJ EU 07-09-2004, C-127/02 (Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee en Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels tegen Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) ↩
-
Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 juni 2014, nr. 13107468, tot wijziging van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet (Aanwijzing van de wolf als beschermde inheemse diersoort) ↩
Uitzonderingen
Volgens artikel 16 Hrl (artikel 3.8 lid 5 Wnb) mogen lidstaten afwijken van de bepalingen voor soortenbescherming indien er
(1) geen andere bevredigende oplossing is,
(2) de afwijking geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan en
(3) in de vijf gevallen genoemd in artikel 16 lid 1, sub a) t/m e) Hrl:
a) in het belang van de bescherming van de wilde flora en fauna en van de instandhouding van de natuurlijke habitats;
b) ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden en wateren en andere vormen van eigendom;
c) in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten;
d) ten behoeve van onderzoeken, onderwijs, repopulatie en herintroductie van deze soorten, alsmede voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten;
e) ten einde het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een beperkt, door de bevoegde nationale instanties vastgesteld aantal van bepaalde specimens van de in bijlage IV genoemde soorten te vangen, te plukken of in bezit te hebben.
Deze drie voorwaarden zijn cumulatief 1 en de voorwaarden dienen restrictief te worden uitgelegd. 2 De bewijslast voor de noodzakelijke voorwaarden om af te wijken van de strikte bescherming ligt bij de bij de bevoegde nationale autoriteit. 3 Er moet een een wettelijk bepaald belang zijn. De beoordeling of een alternatief wel of niet bevredigend is moet worden gebaseerd op objectief verifieerbare factoren, zoals wetenschappelijk en technische overwegingen. Ook moet de uiteindelijke oplossing beperkt worden tot de mate die nodig is om het specifieke probleem of de specifieke situatie op te lossen. 4 Als uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er onzekerheid heerst over de schadelijkheid van de ontheffing, dan dient de bevoegde autoriteit, op basis van het voorzorgsbeginsel van artikel 191, lid 2, VWEU af te zien van de ontheffing. 5 Bij (3) b) gaat het om het voorkomen van schade, niet om een reactie op ontstane schade. 6
Dan is nog de vraag wat ‘ernstige schade' inhoudt. ‘Ernstige’ schade’ geeft aan dat er een zekere mate van schade vereist is om onder artikel 16 lid 1 sub b Hrl te vallen, de schade moet groter zijn dan geringe of belangrijke schade en niet vallen onder overlast of een normaal bedrijfsrisico. 7
Bij de uitleg van de Wnb en de interpretatie van de Hrl en internationale verdragen, richt de bescherming zich niet (alleen) op populaties van beschermde diersoorten, maar op het individuele dier. De memorie van toelichting is daar duidelijk in: de intrinsieke waarde van een dier is onverkort van toepassing op in het wild levende dieren en de nadruk moet liggen op de bescherming van het individuele dier. 8
-
„Niet-nakoming – Richtlijn 92/43/EEG – Instandhouding van natuurlijke habitats en van wilde flora en fauna – Uitvoeringsmaatregelen” ↩
-
Afwijking op grond waarvan een beperkt aantal van bepaalde specimens mag worden gevangen – Beheersjacht – Staat van instandhouding van de populaties van de betrokken soort ↩
-
„Behoud van vogelstand – Richtlijn 79/409/EEG – Afwijkingen van de beschermingsregeling” ↩
-
Guidance document on the strict protection of animal species of Community interest under the Habitats Directive 92/43/EEC ↩
-
Afwijking op grond waarvan een beperkt aantal van bepaalde specimens mag worden gevangen – Beheersjacht – Staat van instandhouding van de populaties van de betrokken soort ↩
-
ARREST VAN HET HOF VAN 8 JULI 1987. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN KONINKRIJK BELGIE. - NIET-UITVOERING VAN EEN RICHTLIJN - BEHOUD VAN DE VOGELSTAND. - ZAAK 247/85. ↩
-
Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming) MEMORIE VAN TOELICHTING ↩
Het Oostenrijkse arrest van 11 juli 2024 in zaak C-601/22
Tussen 29 juli en 31 oktober 2022 stond het provinciebestuur van Oostenrijks Tirol toe dat getracht werd een wolf die zo’n 20 schapen had gedood af te schieten. Het ging hier om onbeschermde schapen op alpenweiden. Diverse dierenbelangenorganisaties stapten naar de rechter. Het Landesverwaltungsgericht Tirol, de regionale bestuursrechtbank, vroeg vervolgens het Europese Hof van Justitie om advies, een zogenaamde prejudiciële beslissing. Op 11 juli 2024 volgde het arrest van het Hof. Het afschieten van de wolf mislukte, overigens.
Het Hof van Justitie stelt dat hun onderzoek geen enkele factor aan het licht heeft gebracht die de geldigheid van de strikte bescherming van wolven in Oostenrijk zou kunnen aantasten.
De Oostenrijkse autoriteiten moeten om af te kunnen wijken van het verbod op wolvenjacht om ernstige schade aan bijvoorbeeld de veehouderij te voorkomen, ervoor zorgen dat aan de diverse voorwaarden wordt voldaan. Een van de belangrijkste daarvan is de gunstige staat van instandhouding:
Artikel 16, lid 1, van de habitatrichtlijn moet aldus worden uitgelegd ”dat de daarin opgenomen voorwaarde dat de krachtens deze bepaling toegestane afwijking geen afbreuk mag doen aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan, enkel kan worden beoordeeld aan de hand van de beschikbare gegevens op het niveau van de ruimere, grensoverschrijdende biogeografische regio wanneer eerst is vastgesteld dat deze afwijking geen afbreuk doet aan het behoud van een dergelijke gunstige staat van instandhouding op het lokale en nationale niveau van de betrokken lidstaat.”
”Daarnaast moet ook worden benadrukt dat, overeenkomstig het voorzorgsbeginsel van artikel 191, lid 2, VWEU, de lidstaat, indien het onderzoek van de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens onzekerheid laat bestaan over de vraag of een dergelijke afwijking al dan niet schadelijk is voor de instandhouding of het herstel van de populaties van een met uitsterven bedreigde soort in een gunstige staat van instandhouding, zich ervan dient te onthouden deze vast te stellen of uit te voeren.”
Bij een eventuele afwijking van de strikte bescherming hoeft geen rekening te worden gehouden met indirecte toekomstige schade en het moet gericht zijn op een specifiek dier:
Artikel 16, lid 1, onder b), van de habitatrichtlijn moet aldus worden uitgelegd ”dat het begrip ‘ernstige schade’ in die bepaling geen indirecte toekomstige schade omvat die niet kan worden toegeschreven aan het specifieke dier waarvoor krachtens die bepaling een afwijking is toegestaan.”
De kosten van ‘andere bevredigende oplossingen’ zijn geen beslissende factor:
Artikel 16, lid 1, van de habitatrichtlijn moet aldus worden uitgelegd ”dat de bevoegde nationale autoriteiten, bij de vaststelling of er een ‘andere bevredigende oplossing’ in de zin van deze bepaling bestaat, de andere mogelijke oplossingen moeten beoordelen op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke en technische kennis, en met name daarbij de economische gevolgen ervan in aanmerking moeten nemen, zonder dat deze evenwel beslissend zijn, door deze af te wegen tegen de algemene doelstelling om de betrokken diersoort in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen.”
”Het kan immers niet worden aanvaard dat een andere bevredigende oplossing bij voorbaat kan worden afgewezen op de enkele grond dat de economische kosten van uitvoering ervan bijzonder hoog zijn.”
Waar mogelijk moeten maatregelen genomen worden om de menselijke praktijken die aanleiding geven tot conflicten aan te passen om een cultuur van co-existentie tussen de wolvenpopulatie, de kuddes en de veehouders te verwezenlijken.
De ”evenredigheid van de alternatieve maatregel qua economische kosten moet worden beoordeeld in het licht van de verplichtingen van de lidstaten om uit hoofde van artikel 12 van de habitatrichtlijn systematische maatregelen en beheersplannen op te stellen die noodzakelijk zijn voor de strikte bescherming van de betrokken diersoort, waarvoor met name op het niveau van de Unie financieringsprogramma’s kunnen worden opgezet. De uitvoering van die programma’s en beheersplannen kan met name leiden tot aanpassingen van de betrokken landbouwactiviteiten […], die noodzakelijkerwijs gepaard gaan met bepaalde kosten en die – gezien de […] doelstellingen van de habitatrichtlijn om de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna van communautair belang in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen – geen voldoende grond kunnen vormen om op grond van artikel 16, lid 1, onder b), van de habitatrichtlijn af te wijken van de verbodsbepalingen van artikel 12 van deze richtlijn”.
Ook dit arrest laat weer zien dat het praktisch onmogelijk is om wolven legaal te verstoren of doden vanwege het aanvallen van vee. De dagdromen van Gelderland en Drenthe over wolvenvrije regio’s en het afschieten van ‘probleemwolven’ blijven daarmee populistische fantasieën. Ook de oproepen van provincies, de Zoogdiervereniging en andere ‘experts’ om wolven te verdoven en te zenderen worden hiermee moeilijker gemaakt. Animal Rights zal hier dankbaar gebruik van maken.
Het Spaanse arrest van 29 juli 2024 in zaak C‑436/22
Hoe leidend het principe van de gunstige staat van instandhouding is, bleek ook uit een nog recenter arrest. In Spanje besloot de autonome provincie Castilië en León de jacht te openen op wolven. In dit deel van Spanje, boven de rivier de Duero, wordt de wolf conform bijlage V Hrl beschermd, terwijl dat in de rest van Spanje onder de strikte bescherming van bijlage IV Hrl valt. Echter, in heel Spanje is de soort in een ongunstige staat van instandhouding.
Het Europese Hof van Justitie oordeelde:
"Artikel 14 van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals gewijzigd bij richtlijn 2013/17/EU van de Raad van 13 mei 2013, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan de wolf wordt aangewezen als soort waarvan de specimens kunnen worden bejaagd op een deel van het grondgebied van deze lidstaat waar de wolf niet onder de strikte bescherming van artikel 12, lid 1, van deze richtlijn valt, hoewel de staat van instandhouding van deze soort in die lidstaat als „ongunstig-ontoereikend” wordt aangemerkt."
Het Hof oordeelt dus dat er een verplichting is om soorten die op grond van de Hrl worden beschermd in een gunstige staat van instandhouding te brengen, of ze nu op bijlage IV of V staan. De Europese Commissie, de Nederlandse regering en druk lobbyende triple-B gedeputeerden, die de wolf graag alleen nog op bijlage V zou willen zien, omdat hij dan gemakkelijker zou kunnen worden afgeschoten, komen opnieuw (zelf)bedrogen uit:
"Krachtens het in artikel 191, lid 2, VWEU verankerde voorzorgsbeginsel moet de betrokken lidstaat zich er immers van onthouden dergelijke activiteiten toe te staan indien het onderzoek van de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens onzekerheid laat bestaan over de vraag of de exploitatie van een soort van communautair belang verenigbaar is met de handhaving van deze soort in een gunstige staat van instandhouding."
Aanwijzing van Natura 2000-gebieden voor de wolf
Op grond van artikel 4 en artikel 6 Hrl rust op de Nederlandse overheid de verplichting om voor de wolf Natura 2000-gebieden aan te wijzen dan wel in aanwijzingsbesluiten van bestaande Natura 2000-gebieden een instandhoudingsdoelstelling voor de wolf op te nemen. In Nederland wordt daar nog niet aan voldaan.
Alternatieven: preventieve maatregelen
In algemene zin is de eigenaar van de landbouwhuisdieren verantwoordelijk voor het welzijn van de dieren. Daarmee is de dierhouder ook verantwoordelijk voor het nemen van preventieve maatregelen. Artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren 1 bepaalt dat een dier, indien het niet in een gebouw wordt gehouden, door de houder bescherming moet worden geboden tegen slechte weersomstandigheden, gezondheidsrisico’s en zo nodig roofdieren. Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren 2 bepaalt vervolgens dat het verboden is om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Artikel 2.1, zesde lid, van de Wet dieren bepaalt dat een ieder een hulpbehoevend dier – en dat is een gehouden dier dat door een roofdier bedreigd wordt – de nodige zorg verleent.
Een wolf leert tijdens zijn opvoeding welke prooi bejaagd wordt. Als vee herhaaldelijk een gemakkelijke optie was voor ouders, zullen ze dit gedrag doorgeven aan hun jongen en wordt predatie op vee een toenemend probleem.
Uit buitenlands onderzoek blijkt dat schade aan landbouwhuisdieren niet zozeer samenhangt met het aantal wolven of het aantal landbouwhuisdieren, maar vooral met de inzet en effectiviteit van preventieve maatregelen. 3 Bewezen is dat tijdig inzetten van preventieve maatregelen ervoor zorgt dat er geen prooidiergewenning bij de wolf optreedt. 4
De inzet van preventieve maatregelen hangt nauw samen met de beoordeling dat er geen andere bevredigende oplossing is dan het doden van een wolf. Men zal dit moeten motiveren op basis van beste wetenschappelijke en technische kennis en rekening moeten houden met de specifiek omstandigheden. 5
Ook het ‘Advies Wolvencommissie Gelderland’ van oktober 2023 geeft aan dat het wijdverbreide idee onder schapenhouders dat preventieve maatregelen minder noodzakelijk zouden zijn indien het beschermingsniveau van de wolf verlaagd zou worden, waardoor beheersmaatregelen eerder toegepast kunnen worden, een misverstand is: “het is niet denkbaar dat deze benadering kans van slagen heeft. In alle gevallen zal bij toetsing van maatregelen door overheden en rechtelijke macht steeds bezien worden of de maatregelen proportioneel zijn en of er geen alternatieven zijn, waaronder preventie.“
De wolvencommissie zegt ook: “Schadepreventie is de sleutel om maatschappelijke onrust zo veel mogelijk te voorkomen.”
En: “Wij adviseren u kortom om concreet in onderlinge samenhang een forse impuls te geven aan het preventiebeleid door een combinatie van een sterk verbeterde subsidieregeling en een sterke beperking van schadevergoeding indien geen of onvoldoende maatregelen zijn getroffen.
De verruiming van de regeling leidt er niet toe dat we Gelderland vol plaatsen met hekken Het wolfwerend maken van bestaande rasters leidt nauwelijks tot het plaatsen van nieuwe rasters. Tijdelijke afrasteringen worden alleen een stukje hoger en vaste afrasteringen kunnen uitstekend landschappelijk worden ingepast. Vaste wolfwerende afrasteringen met draden zijn doorlatend voor kleine zoogdieren, hazen en reeën, maar niet voor wolven en wilde zwijnen.”
Uit de nulmeting van de Wolvencommissie in wolvengebied op de Veluwe van april tot augustus 2023 blijkt dat er nog weinig rasters zijn geplaatst en dat geplaatste wolfwerende rasters niet per definitie wolfwerend blijven.
-
BfN Schriften 530 - Empfehlungen zum Schutz von Weidetieren und Gehegewild vor dem Wolf: Konkrete Anforderungen an die empfohlenen Präventionsmaßnahmen ↩
-
Afwijking op grond waarvan een beperkt aantal van bepaalde specimens mag worden gevangen – Beheersjacht – Staat van instandhouding van de populaties van de betrokken soort ↩
Alternatief: stop met jagen
Een andere methode om te voorkomen dat de wolf vee pakt, is dat de wolf een leefgebied heeft waar voldoende andere, wilde prooidieren leven. 1 Ecologisch onderzoek laat zien dat bij voldoende aanbod van wilde prooidieren de schade aan vee verminderd. 2
Dit gaat natuurlijk nog sterker op in combinatie met afdoende bescherming van gehouden dieren: “Als oudere wolven herhaaldelijk een vervelende ervaring hebben gehad bij aanvallen op vee, door bijvoorbeeld stroomschokken, en wilde hoefdieren zijn wel beschikbaar, zullen zij zich focussen op wilde hoefdieren en dit gedrag doorgeven aan hun jongen.” 3
De boodschap is duidelijk: jacht/beheer op prooidieren van de wolf - alle herten, zwijnen en hazen - dient te stoppen.
Alternatief: beëindig de schapenhouderij
Uit de gegevens van BIJ12 blijkt (per 1/7/2023) bij bewezen wolvenaanvallen, dat van de 87 schadegevallen in Gelderland er 83 plaatsvond op schapen, 1 op een geit, 1 op een kalf en 2 op een pony. De database van de Nederlandse schadedossiers van wolvenaanvallen tussen 2015 en 25 juni 2023 laat zien dat schapen het grootste risico lopen. Van de in totaal 741 aanvallen van een wolf, of vermoedelijk een wolf, waren in 684 gevallen schapen betrokken.
Hieruit blijkt overduidelijk dat vooral schapen een makkelijke prooi zijn voor de wolf; door de laksheid van de schapenhouders in het nemen van preventieve maatregelen, maar ook door het gemak waarmee deze gedomesticeerde soort zich door de wolf ‘laat' pakken.
Schapenhouders hebben de dieren 150 jaar op de huidige wijze kunnen houden in Nederland vanwege het uitroeien van de wolf, met als enige predatie die van vossen en loslopende honden. Nu de wolf terug, ook de goudjakhals gearriveerd en de lynx mogelijk op komst is, is er een nieuwe situatie ontstaan.
Een alternatief voor afschot, is het verwijderen van (gemakkelijke) voedselbronnen voor de wolf. Dat kan door preventieve maatregelen zoals wolfwerende rasters en het ophokken van de prooidieren, maar ook door het beëindigen van de schapenhouderij.
De immense impact van de mens op de natuur, klimaat en biodiversiteit in heden en verleden schept de morele verplichting dat bij conflicten tussen wilde dieren en de mens, het de mens moet zijn die een stap op zij, een stap terug, zet, om ruimte te maken voor de wilde dieren en coëxistentie.
Runderen en paarden kunnen beschermd worden door ze enkel nog te houden in natuurlijke kuddes. Het houden van hertachtigen zou onder de nieuwe positief lijst verboden moeten blijven.
Alternatief: toon leiderschap
Interessant is dat de wolvencommissie Gelderland in het advies van oktober 2023 ook oproept tot leiderschap: “De forse impuls aan het preventiebeleid moet niet alleen bestaan uit instrumentele zaken zoals subsidieregelingen en informatieverstrekking maar ook uit leiderschap. Wij doen een beroep op bestuurders zoals Gedeputeerde en Burgemeesters om volmondig en overtuigend de preventieboodschap uit te dragen: “In het gehele risicogebied moeten op de kortst mogelijke termijn alle kwetsbare dieren beveiligd worden. Niets doen is geen optie”. Deze boodschap is misschien niet zo populair, maar erkent wel de realiteit.”
In het advies wordt verder opgetekend: “Samengevat kenmerkt de actualiteit zich door maatschappelijke onrust, zorg om andere landbouwhuisdieren dan geiten en schapen, de zeer geringe deelname aan de subsidieregelingen en twijfel over de effectiviteit van de wolfwerende voorzieningen.
De commissie heeft vele gesprekken gevoerd met dierhouders en deskundigen over de oorzaken van deze geringe deelname. Deze is niet eenduidig te verklaren, maar wat wel beklijft is dat de subsidieregeling te beperkt en te vrijblijvend is. Te beperkt in het gebied en de diersoorten, maar ook in de vergoeding voor arbeid en onderhoud. Te vrijblijvend omdat het niet beschermen van de eigen landbouwhuisdieren vooralsnog geen consequenties heeft. Preventie moet daarom een forse impuls krijgen: op de huidige voet doorgaan is geen optie.”
Animal Rights is van mening dat een belangrijke oorzaak van het grote aantal aanvallen in Gelderland (maar ook in Drenthe) mede het gevolg is van het gebrek aan leiderschap van de huidige BBB-politici en andere partijen behorende tot conservatief-, populistisch- en extreem-rechtse partijen. Het demoniseren van de wolf in combinatie met de focus op verlagen van de beschermingsgraad via de EU en het zoeken naar afschot-opties, heeft afgeleid van het inzetten op preventieve maatregelen en daarmee de wolven ‘opgeleid’ tot schapen-jagers.
Sterker nog BBB en andere politici van rechtse snit verspreiden het waanidee dat hekken toch niet helpen en te duur zijn, naast nog veel bizardere theorieën over uitgezette en hybride wolven.
Naast de actieve demonisering van de wolf en de daarmee samenhangende “onrust” in de maatschappij, is het falende leiderschap ook terug te zien in de verschillende kanttekeningen bij de subsidies en het ontbreken van handhaving op het gebied van de beschermplicht van de houders van dieren.
Het gaat deze partijen natuurlijk ook helemaal niet om ‘probleemwolven’. Ze vinden dat er geen plek is in Nederland voor de wolf en willen al schietend naar een nulstand voor wolven. Nederland kent geen probleemwolven maar heeft een overschot aan ‘probleempolitici’.
Interprovinciaal wolvenplan
Het interprovinciaal wolvenplan (IPO) kent interventierichtlijnen. De richtlijn voor situaties wolf-vee is niet meer aangepast ten opzichte van de richtlijn zoals die in 2019 is vastgesteld. 1 Het toepassen van de richtlijnen op zichzelf is geen wettelijke rechtvaardiging om in te grijpen!
In de interventierichtlijnen wordt onderscheid gemaakt tussen een probleemsituatie en een probleemwolf. Het verschil tussen die twee is dat een probleemwolf problematisch gedrag vertoont dat niet noodzakelijk onnatuurlijk, maar wel afwijkend is. Het gaat om gedrag dat de wolf zeer waarschijnlijk heeft aangeleerd als reactie op menselijke omstandigheden. In een probleemsituatie gedraagt de wolf zich niet afwijkend, maar ontstaan wel conflictsituaties. 2
Bij ingrepen worden escalatieladders gehanteerd. Pas in het uiterste geval kan toestemming worden verleend om een wolf te doden. In dat geval is het niet voldoende dat alle stappen in de escalatieladder zijn doorlopen, de keuze dient goed onderbouwd te zijn, hiervan moet waar mogelijk ook bewijs overlegd kunnen worden.
Doel is te komen tot een onpartijdig en objectief oordeel en advies dat enerzijds een analyse biedt van de situatie in dat gebied en aanbevelingen doet over een eventuele aanpak.
Zelfs al wordt een wolf tot ‘probleemwolf’ bestempeld dan gelden als maatregelen in de escalatieladder nog altijd dat eerst nog betere preventieve maatregelen moeten worden aangewend en dat moet worden getracht de wolf negatief te conditioneren (vuurpijlen, lichtkogels, knallen). Zelfs als dan het laatste oordeel is dat de wolf moet worden gedood, moet eerst nog worden gekeken naar de ‘populatiestatus’ van de wolf: is het bijvoorbeeld een zogende moeder met niet zelfstandige jongen, of een reproducerende wolf.
Kijken naar de vos
In een zaak over de ontheffing voor nachtelijke jacht op de vos wegens predatie van Freilandkippen stelde de rechtbank dat een ontheffing in beginsel moet worden geweigerd en pas mag worden verleend in uitzonderingssituaties. 1
De rechtbank oordeelde dat het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland tekort was geschoten met het onderzoek van alternatieve methoden en de dreigende schade door de vos onvoldoende had gemotiveerd. Ook de rechtbank Noord-Nederland kwam in een vergelijkbaar geval tot hetzelfde oordeel. 2
Als je deze lijn doortrekt naar een ontheffing voor het afschieten van een wolf, dan lijkt het niet waarschijnlijk dat de provincies dergelijke ontheffingen kunnen verlenen.
Zolang niet voldoende gemotiveerd wordt dat de inzet van preventieve maatregelen vee onvoldoende bescherming biedt, komt men niet eens toe aan deze derogatiemogelijkheid. 3 De kans is klein dat aan deze voorwaarde wordt voldaan, er zijn immers voldoende bewijzen zijn dat elektrische afrasteringen en kuddebewakingshonden vee effectieve bescherming bieden tegen wolvenaanvallen. 4
De wolf is een strikt beschermd diersoort en Nederland is gebonden aan de verplichtingen van artikel 12 en 16 Hrl. Het is dus niet voorstelbaar dat er een kostenafweging mag plaatsvinden tussen de schade die de wolf aanbrengt en de kosten van preventieve middelen. 5
Afschieten van een wolf vanwege aanvallen op vee is legaal onmogelijk
Op basis van de Wet Natuurbescherming kan een wolf alleen worden geschoten als deze agressief de mens benadert, of verdacht wordt van hondsdolheid, waarbij alternatieve oplossingen niet bevredigend zijn om het ‘probleem’ op te lossen.
Omdat de wolf in ons land in een ongunstige staat van instandhouding verkeert en het ook lastig wordt te bewijzen dat preventieve maatregelen geen bevredigend alternatief zijn voor het beschermen van vee, blijft het onmogelijk om op de grond van de verschillende uitzonderingen de wolvenpopulatie in Nederland te ‘reguleren' vanwege aanvallen op gehouden dieren.
Er moet een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit worden aangevraagd en verleend om een wolf te kunnen schieten. Als dat gebeurt zal Animal Rights bezwaar maken, een voorlopige voorziening indienen en zo nodig de voorzieningenrechter vragen om een ordemaatregel te nemen die de ontheffing schorst totdat de zaak op zitting wordt behandeld. Animal Rights ziet het oordeel van de rechtbank met vertrouwen tegemoet.